Jeugdhulp piept en kraakt
Eén op de vier jeugdigen met een indicatie voor hulp staat op een wachtlijst. De wachttijd is gemiddeld vijf tot acht maanden. De problemen zijn groot, niet nieuw en ook niet zomaar opgelost.
Oorzaken zijn divers
Hoe komt dat toch, die wachttijden en wachtlijsten? Velsen geeft verschillende oorzaken aan: de vraag naar jeugdhulp groeit (overal in Nederland). Dat komt door groeiende prestatiedruk, vechtscheidingen, armoede, eenzaamheid, individualisering en de digitalisering. Jeugdigen kunnen niet altijd terugvallen op vrienden of familie – het sociale netwerk. Behandelingen duren mede daardoor vaak langer en zijn intensiever dan vroeger. Komt nog bij: het personeelstekort in de zorg en de slechte doorstroom naar andere vormen van hulp.
Gevolgen zijn groot
Jongeren blijven dus veel langer met problemen rondlopen dan goed voor ze is. Je kunt je voorstellen dat het er alleen maar erger door wordt. Medewerkers in de zorg – in de Jeugdbescherming bijvoorbeeld, of het Centrum voor Jeugd en Gezin – roeien met de riemen die ze hebben. Ze moeten ‘nee’ verkopen tegen mensen die ze dolgraag zouden willen helpen. Als het echt uit de bocht vliegt, wordt er direct ingegrepen, maar dat is natuurlijk verre van ideaal. Dat is slecht nieuws voor de jongeren, en ook voor medewerkers – die lopen eerder weg, want elders komen ze makkelijk aan werk.
Geen extra geld
De instellingen vragen om meer geld, maar de colleges van de betrokken gemeenten vinden dat ze het moeten doen met het geld dat ze hebben. Instellingen én gemeenten zijn het wel eens dat de zorg anders moet worden georganiseerd.
Oplossingen moeilijk te vinden
Iedereen snapt hoe ernstig dit is en wil er wat aan doen. Maar snelle en makkelijke oplossingen zijn er niet. Voorlopig blijft men dus die moeilijke keuzes maken, waarbij de ene hulpvraag boven de andere wordt gesteld. Men hoopt dat tijdige signalering, positieve gezondheid, normalisatie en versterking van de eigen verantwoordelijkheid kan helpen, naast versterking van de sociale basis rond jeugdigen. Ook zetten ze effectievere werkwijzes en groepswerk in, net als (aanvullende) digitale hulp.
De verschillende ‘oplossingsrichtingen’ worden verder uitgewerkt, en worden in het eerste kwartaal van 2024 aan de gemeenteraad voorgelegd.